Skrien september 2006 dagboek Threes Anna
Als ik acht jaar geleden had geweten dat het maken van een speelfilm zo lang zou duurde was ik er nooit aan begonnen. Maar ik wist het niet, of beter: ik wilde het niet weten. Nu zit ik dan eindelijk in Cape Town in de prepreproductie fase. Er is nog steeds een gat in de begroting maar na weken aandringen mag ik de tienjarige jongen gaan casten die een grote rol zal gaan spelen in The Bird Can’t Fly en tegelijkertijd de belangrijkste crewmembers proberen te vinden.
Cape Town 23 juni
Mijn producenten Anton Scholten (Amsterdam), Joel Phiri (Johannesburg) en lineproducer Rachel Young (Cape Town) zitten de hele dag met gespannen gezichten achter de computer en praten als volleerde slagers: ‘Hier kan nog wat af want we moeten het in vijf weken draaien’; ‘Dat hoeft niet meer want we draaien op HD’; ‘Een aannemer hier in Zuid-Afrika kan toch niet zo duur zijn?’; ‘Nee, dat heeft ze niet nodig.’ Ik wil niet weten wat ik niet nodig heb, ik wil het niet horen. Geld, ik word er doodziek van. Bij film draait alles alleen maar om geld. Ik ga terug naar de productiekamer waar ik met Mickie, mijn assistente, die veel ervaring heeft met kindercasting, een plan maak hoe we de casting gaan aanpakken. Vandaag is de wintervakantie begonnen en we kunnen geen gebruik maken van scholen, dramaleraren en bestaande netwerken. River, het jochie dat ik zoek, heeft in de film een zwarte vader en een witte moeder, hij moet goed Engels spreken en een natuurlijk charisma hebben. Ik stel een tweesporenbeleid voor: streetcasting en de gebruikelijke agenten benaderen. Mickie ontwerpt een affiche en een flyer met een struisvogelkop erop. Over een paar dagen ontmoet ik Luke, de dierentrainer met wie ik vier jaar geleden contact heb gehad. Destijds was veel van wat ik met de struisvogels in mijn film wilde onmogelijk.
Atlantis Dunes 24 juni
Veertig kilometer ten noorden van Cape Town ligt een klein woestijngebied naast de voormalige township Atlantis. Anton is na drie dagen snijden en plakken in het budget terug naar Amsterdam. Joel blijft nog een paar dagen. Hij is vanaf de allereerste versie van het script bij dit project betrokken. Ik vond hem jaren terug in Zimbabwe waar ik destijds aan het schrijven was.
Nadat we onze permits aan de guard hebben laten zien gaat de slagboom open en mogen we het gebied in. Mijn huurauto is geen 4×4, dus moeten we lopen. Vijf jaar geleden, de dag dat mijn moeder stierf, was ik hier ook. Die dag vond ik een vallei die geschikt was, ik heb geen idee of ik hem terug zal vinden.
We klimmen duin op en af. Soms zakken we diep weg in het zand. We maken grappen over trucks die tijdens de opnames zullen blijven steken. Over de struisvogels die gaan ontsnappen. Over zand in de camera en tussen onze tanden. Opeens dalen we een kleine vallei in. Precies tegelijk roepen we ‘dit is ’m!’ Hier zal het stadje worden gebouwd.
Cape Town 28 juli
Het is koud. Iedereen draagt truien en sjaals. De productieassistenten in de achterkamer dragen handschoenen, ook als ze typen. In Nederland schijnt een hittegolf te zijn. De huizen en kantoren hier zijn niet ingericht op de kou. De winter duurt kort, de zomer lang. Onder mijn tafel hebben ze een elektrisch kacheltje gezet en Princes, de zwarte maid (witte maids bestaan niet in Zuid Afrika), brengt me heel de dag thee en soep.
De afgelopen dagen heb ik allerlei mogelijke crewleden ontmoet. Keer op keer vertel ik dat ik een film ga maken die tijd- en plaatsloos is en waarbij we ons op de grens van realiteit en fantasie bevinden, maar dat het publiek die wereld ervaart als werkelijkheid. De taal zal een neutraal Engels zijn. Dus Barbara Hershey, die de hoofdrol speelt, mag geen Amerikaans spreken en de Zuid-Afrikanen geen Zuid-Afrikaans.
Al mijn voelsprieten staan uit. Bij het samenstellen van een team is mijn intuïtie mijn belangrijkste instrument.
Atlantis 29 juni
Een klein industriestadje dat in vier delen is gehakt met in het midden een winkelcentrum oude stijl. Op het kruispunt van de vier hoofdstraten de TEXACO en de KFC, zoals in veel townships. De wijken zelf zijn toegankelijk via een paar toegangswegen. Auto’s rijden er weinig. Er wonen alleen kleurlingen.
Ik ben op zoek naar het lokale radiostation maar verdwaal in de wirwar van doodlopende wegen en Oostblokachtige woonblokken. Omdat we alle scènes met de kinderen in Atlantis Dunes draaien wil ik hier beginnen het jongetje River te zoeken.
De interviewer bij de radio is zo zenuwachtig dat er een witte mevrouw in zijn studio zit dat ook hij de weg kwijtraakt, maar ik doe mijn verhaal en Mickie vertaalt in het Afrikaans dat we zaterdagmorgen komen casten.
We hangen posters op in de bibliotheek, de dokterscentrale en de supermarkt. Als we in de auto willen stappen zie ik drie jochies lopen. Ook Mickie heeft ze gespot. ‘Die kleine,’ zeg ik. Ze knikt. De jongens zijn diep in gesprek gewikkeld en steken de straat over. Mickie stapt op ze af, ze is een meter vijfenvijftig en ook coloured. Ik weet dat mijn huidskleur hen zal afschrikken, dus kom ik er pas later bij.
De kleine jongen heet Yusuf. Hij heeft een ongewoon gezicht met ogen die tien verhalen tegelijk vertellen. Ik zie nieuwsgierigheid, overlevingsdrang, verdriet, lol, verwachting, angst, ondeugd, liefde, verlegenheid en warmte. Ik ben op slag verliefd en herhaal wel zes keer dat hij echt naar de auditie moet komen.
Atlantis 1 juli
Ik heb gedroomd van Yusuf. Als hij maar komt, als er sowieso maar jongens komen. De vakantieperiode en het koude weer maken het ons niet gemakkelijk. We rijden langs de oceaan naar het noorden. Mijn ogen zijn op maar een ding gericht. Kleine jongetjes, ik lijk wel een pedofiel.
Yusuf staat met een van zijn vriendjes en nog een stel kinderen plus hun moeders voor de deur te wachten. Ik heb een spel bedacht waardoor ik veel van hun kwaliteiten kan zien. Yusuf stelt me niet teleur. Integendeel zelfs, hij steekt er met kop en schouders boven uit, behalve zijn Engels! Hij heeft een zwaar accent en zijn taaltje is doorspekt met Afrikaans. Hij heeft een vreemd litteken aan zijn mond, dat zijn gezicht een bijzondere expressie geeft. Ik vraag hoe hij daar aan komt. ‘My father kicked my mother when I was in her belly.’
Cape Town 3 juli
Al de kinderen die ik via agentschappen zie, hebben niet wat ik zoek. Ik zoek geen opgepoetst kind met een tandpastaglimlach maar een jongen met kartels. Een kind met een verhaal in zijn ogen. We gaan naar weeshuizen, winkelcentra, voetbalveldjes, bioscopen en alle plekken waar kinderen rondhangen. We spreken elk jochie aan dat in de richting komt. We schrijven telefoonnummers op van moeders en bellen ze met het verzoek hun kind naar de auditie te sturen.
Cape Town 5 juli
Mickie stelt voor samen met Damian, een voormalig gangster, op zoek te gaan naar straatkinderen. Cape Town is vergeven van ze, al doet de politie de laatste maanden erg haar best ze te weren uit het centrum.
In het opvanghuis van de organisatie My Life zijn vandaag geen kinderen, alleen mannen met geschonden tronies in versleten kleren. Damian brengt ons naar de taxistandplaats boven het station, de trap onder de bioscoop, een steeg naast de markt en de parkeerplaats bij het museum. Ik praat met jongens die snel hun snuifzak met lijm verstoppen en blauwe voetjes hebben van de kou. Deze kinderen zijn te ver heen en voor dit project onhaalbaar. Maar ze hebben allemaal iets wat ik mooier vind dan die gelukzalige blikken van het weldoorvoede burgerkroost.
Mijn dagen vullen zich met gesprekken met mogelijke crewleden, e-mails schrijven en telefoneren. Elk vrij gaatje gebruiken Mickie en ik om weer de straat op te gaan. We hangen posters op bij drukke slagerijen in andere townships (dit blijken uiteindelijk de plekken met het meeste respons te zijn) en gaan zelfs naar wijken waar je beter niet kunt komen.
Cape Town 12 juli
Zeven jongetjes heb ik gekozen voor een tweede ronde, onder wie Chukkie, een dertienjarige straatjongen die in de gevangenis heeft gezeten. Hij heeft alles wat ik zoek maar ik ben bang dat als ik een beroep op zijn emoties ga doen, hij dat niet aankan. Ik heb lang met hem gepraat voor ik hem toeliet tot deze ronde maar ik wil het proberen.
Als Mickie met de groep een tekst aan het leren is, neem ik ze een voor een mee naar een andere kamer en vraag naar hun eerste herinnering. Chukkie draait met zijn ogen en wil zijn tong inslikken. Ik herhaal mijn vraag. Z’n schouders draaien. ‘Stabbing someone,’ mompelt hij. ‘Wat zeg je,’ vraag ik. ‘Stab… stab…’ ‘Wat is er gebeurd?’ ‘Ik heb een vent gestoken met een mes.’ ‘Waarom?’ Hij haalt razendsnel zijn schouders op, zijn ogen zoeken houvast bij mij. ‘Hoe oud was hij?’ Hij kijkt in de verte, ‘ouder dan ik,’ zegt hij, ‘ik was negen.’ ‘Herinner jij je niets meer van wat daarvoor is gebeurd?’ Hij schudt zijn hoofd, zijn ogen schieten in het rond. ‘Waarom stak je hem?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Was je boos?’ Hij knikt. ‘Was je heel boos?’ Hij knikt. ‘Waar stak je hem?’ ‘In zijn hart.’ ‘Stierf hij?’ Hij knikt.
Hout Bay 18 juli
Luke, de dierentrainer, heeft me aangeraden om met de favoriete jochies naar hem toe te komen, zodat we ze met een struisvogel kunnen confronteren. Er is een scène waarbij River een struisvogel vangt. Mijn shortlist is heel kort – alleen Yusuf – maar ik neem nog twee andere ventjes mee die het aardig deden.
Hij durft niet in de beurt van het hek te komen, hij zoekt mijn hand en grijpt me vast. Luke probeert hem de vogel te laten voeren maar hij verstopt zich achter mijn rug terwijl de twee andere jongens de vogel moeiteloos hun handen laten leeg pikken. Ook andere beesten beangstigen hem. Luke stelt voor Yusuf samen met zijn kinderen een dag op zijn farm met de beesten te laten spelen.
Hoe verder de dag vordert en hoe meer Yusuf geconfronteerd wordt met ‘witten’ des te timider hij wordt. Ik weet dat ik morgen naar huis terugvlieg in verband met de presentatie van De stille stad, mijn nieuwe roman. Ik weet dat ik een fantastische production designer, 1st AD, componist, casting director, line producer, iemand voor de continuïteit èn de perfecte lokatie heb gevonden. Maar River…