Wildernis wordt boerenland, wijngaard wordt weer wildernis en opeens ben ik weer daar waar ik vier maanden geleden mijn reis door de Andes begon. De bergen net zo woest en groot, het landschap droog en dor. Morgen keer ik deze bergketen de rug toe, rijd ik terug naar het oosten, de pampa over, naar de Atlantische kust om van daar met een containerschip terug naar Europa te varen zodat ik op tijd terug ben voor de presentatie van mijn nieuwe roman ‘Paradijsvogel’. Vandaag stopt mijn wekelijkse column geïnspireerd op de lelijkste stoel ter wereld, die net als de kunststof crocs de wereld heeft overspoeld, of je nu in Bangkok, Volendam of Cape Town bent.
Het vertrek van de Andes maakt me triest, het leek een reis zonder einde, waar de grond waarop ik sliep altijd krioelde van de mieren, waar de nachten in dorpen steeds gevuld waren met hondengeblaf, waar de wind geen genade kende, waar iedereen verkeersslachtoffer een monumentje langs de weg krijgt en waar de vrachtwagenchauffeurs altijd naar me zwaaiden – niet zoals thuis even terloops twee vingers van het stuur tillen, nee, hier in de Andes groet men elkaar door met de hele hand te zwaaien, iets dat mij vanaf de allereerste keer vertederde: zo’n stoere trucker die wuift als een klein meisje. Ik zal het missen, net als de nachten hel verlicht door de sterren, de eindeloze vergezichten, de rotsen in alle kleuren van de regenboog, de groene meren en het eeuwige stof. Ik til mijn hand hoog op en zwaai naar de bergen, heel hard, als een kind.
Ga naar de vorige column.