volkskrant
Door Bob Witman On line interview DUIZEND DAGEN ROUW In het voorjaar van 1998 gingen twee leden van het theatergezelschap Dogtroep kanoën in het riviertje de Mayenne in west-Frankrijk, vlak boven Angers. Een van hen sloeg om en werd door de stroming naar beneden gezogen. De tweede sprong in het water om zijn vriend te redden. Er was niemand in de buurt. Een bewoonster verderop langs de rivier had wel schreeuwen gehoord, maar niet gereageerd omdat ‘wij ons nooit bemoeien met wat er bij andere mensen gebeurt’. Lichtman Marco Biagioni (29) en acteur Wieger Woudsma (33) verdronken. Hun lichamen werden twintig uur later gevonden op de bodem van de rivier. De acteur lag boven op de lichtman, alsof hij hem had proberen te redden. Die dag in maart, nu vijf jaar geleden, is een keerpunt geweest in het bestaan van Dogtroep. De groep die de wereld rondreisde met spectaculaire locatievoorstellingen zou nooit meer dezelfde zijn. Die dag vormt tevens de eerste bladzijde van de roman De kus van de weduwe, van Threes Anna, alias Threes Schreurs (1959). Schreurs was negen jaar artistiek leider van de groep, Marco Biagioni was haar grote liefde. Ze zat op de dag dat hij verdronk te schrijven in de voorjaarszon in Turijn, waar Biagioni vandaan komt. De volgende dag kreeg ze per telefoon de onheilstijding. ‘Ik weet niet meer wat ik denk. Ik denk niet. Ik pak een papiertje en schrijf: Je bent dood, zeggen ze. Ik geloof het niet.’ De kus van de weduwe gaat over de totale wanhoop die je bespringt bij de dood van je geliefde. ‘Ik ben het pas gaan schrijven vier jaar na Marco’s dood’, zegt Schreurs. ‘Ik was op reis in Zuid-Afrika en las oude e-mails in mijn laptop. En ik dacht, jezusmina, ben ik deze vrouw geweest? Ongelooflijk. Afschuwelijk, wat heeft deze vrouw meegemaakt?’ Pijn vergeet je. Verdriet, hoe heftig ook, vergeet je, zegt Schreurs. Het was in eerste instantie haar eigen verbazing over de vrouw die ze toen was, die haar aanspoorde om e-mails en notities in haar agenda te verzamelen. ‘Misschien kon ik daar ooit wat mee.’ Het werd haar romandebuut. ‘De mevrouw de ik-persoon verkeert in een shock. Ik was in een shock, besefde ik me toen ik mijn eigen teksten teruglas. Ze zeggen wel eens over zo’n tijd: je bent jezelf niet. Maar dat is niet wat het is. Ik was mezelf wel. Ik ben van nature emotioneel en impulsief. Toen nog veel erger. Mijn lichaam en geest deden dingen die ze normaal nooit zouden doen. Je wordt volledig geleid door emoties. Dat verbaast me nu nog het meest.’ De eenzaamheid en radeloosheid is op een directe, bijna dagboekachtige manier genoteerd, inclusief ogenschijnlijke trivia. ‘Ik heb geen dagboek bijgehouden. Dit is een roman, geen dagboek. De korte zinnen en het staccato zijn een stijlvorm die ik heb gekozen omdat ik de lezer direct wil raken.’ Ze slaat de vuist met een pets tegen de vlakke hand. ‘Er mag geen afstand zijn. De mevrouw ik-persoon mag geen afstand nemen. Ze moeten voelen wat ik schrijf.’ Het verdriet is niet verliteratuurd, maar plat in het gezicht, vol repetitie, soms bijna bezwerend, zoals de twee pagina’s lang die louter het woord ‘alleen’ beslaan. ‘Steeds weer schrijf ik op briefjes het woordje ALLEEN op, als strafwerk.’ Schreurs zit in haar etage in Amsterdam, tussen de reizen door die ze maakt voor twee films waar ze aan werkt. De eerste hoopt ze begin 2004 te gaan draaien, The Bird Can’t Fly, over een vrouw de woestijn. De ramen staan open. Het ruikt naar zomerregen. Om haar pols draagt ze een knots van een horloge. ‘Mijn laatste verjaardagscadeau aan jou’, schrijft haar alter ego in De kus. Een ‘lelijk horloge’ met ‘al die knopjes en metertjes’ maar als ze het omgespt belooft ze zichzelf: ‘Ik zal het nooit meer afdoen.’ Schreurs leerde Marco Biagioni in 1990 kennen toen Dogroep een voorstelling maakte in Turijn. En ze werd verliefd. Biagioni was ‘de man waarmee ze oud wilde worden’. Tot die noodlottige maartdag in 1998. Samen met Dogtroepacteur Wieger Woudsma was de belichter naar Frankrijk gereisd om een video te maken. Ze logeerden bij kennissen in een molen aan de rivier. De toedracht van het ongeval is onbekend. Vermoedelijk wilde ze een stukje gaan varen. Niemand heeft ze in de kano zien stappen, maar later werd een omgeslagen boot langs de snelstromende rivier gevonden. Duikers haalden hun lichamen uit het water. Het ongeluk raakte het hechte collectief dat Dogtroep was in het hart. Schreurs zou nog één voorstelling maken op het Terschellingse Oerolfestial, Hotazel, onvermijdelijk over de dood van haar liefde. Maar kort daarna waren zij, de zakelijk leider en een paar andere sleutelfiguren met veel dienstjaren weg. ‘Voor het eerst van mijn leven ben ik het die afscheid neemt. Na jaren samenwerken hebben we elkaar niets meer te vertellen. Nee, het is anders: we vertellen elkaar niets meer, we willen elkaar niets meer vertellen’, schrijft Threes Anna 352 dagen na het ongeluk. Pijnlijke scènes zijn het als ze de Dogtroep verlaat. ‘Het moet wel pijnlijk zijn’, zegt Schreurs. ‘Zonder pijn kun je geen afscheid nemen. Natuurlijk was ik boos, dat hoort bij afscheid nemen. Zeker van zo’n bedrijf, het was mijn kind.’ Maar die boosheid is weg. Het is voor de lezer onduidelijk waar de werkelijkheid eindigt en fictie begint. Maakt het Schreurs niet uit of mensen zijn gefascineerd door haar verdriet of door haar schrijfstijl? ‘Nee. In het begin ben ik de ik-persoon, maar daarna niet meer. Het kan me niet schelen als ze denken dat alles waar is, of alles is verzonnen. Het gaat me erom iets te maken waar gevoel in zit.’ De schrijfster van De kus heet Threes Anna. ‘Ik heb alleen mijn achternaam weggelaten.’ In het buitenland, waar ze veel werkt, kunnen ze Schreurs niet uit hun mond krijgen. Ze was, zegt ze, niet bang om clichés te schrijven over de dood, want dit boek ‘gaat niet over de dood, het gaat over verdriet’. Over eenzaamheid, over afscheid nemen. ‘Ik heb veel weduwen gesproken, toen, en opnieuw toen ik dit ging schrijven.’ Zo ontmoette ze een vrouw die net als zijzelf al kort na de dood van de geliefde onbedwingbare zin had in seks. Zo ook de ik-persoon die de handen voelt van de jongen van de bloemenwinkel op de hoek, maar haar rouw niet kon rijmen met haar lust. Het hielp te weten dat ze niet de enige was. ‘Langzaam verdunt de rouw’, merkte ze zelf en uit gesprekken met lotgenoten. Niet zo snel als de tegeltjeswijsheid wil, dat wil zeggen, na een jaar. ‘Elke morgen is het erger. Hoe kan dat nou? Ik heb toch netjes mijn jaar volbracht en alle seizoenen achter de rug’, schrijft Threes Anna op dag 373. Alle dagen zijn genummerd, tot duizend dagen van rouw. Toen Schreurs het zat te schrijven, en de nummering koos om een vorm te geven aan de tijdsprongen die ze in het boek maakt, slaakte ze een zucht van verbijstering. ‘Jezus, duizend dagen rouw, dat maakt het alleen maar nog schrijnender.’ Ze heeft meer mensen in haar omgeving dood zien gaan, goede vrienden. ‘Toch is het anders als degene sterft met wie je je leven wilde delen. Het is net als het kind dat wordt verteld: de kachel is heet. Je weet wat heet is, je weet wat pijn is. Maar pas als het is gebeurd, weet je wat verbranden is.’ Ze maakt nu films, zonder dat ze ooit eerder films had gemaakt. Zoals ze bij de Dogroep theater is gaan maken, zonder dat ze wist hoe dat moest. Ze schreef De kus, zonder te weten hoe je een boek schrijft. ‘Ik doe het, als het goed voelt, blijft het staan. Ik doe het zoals ik bij de Dogtroep werkte. Met hart en ziel, elke seconde. Ik vind het niet erg om te verdrinken. Ik kom wel met iets boven.’ Toen ze nog aan het rouwen was, heeft ze andere weduwenboeken gelezen. IM van Connie Palmen over Ischa Meijer. ‘Mijn boek begint op de dag dat hij dood is. Bij haar gebeurt dat pas op tweederde. Ik zat te lezen, gingen ze weer naar dat hotel, of een stukje rijden in Amerika. Ik dacht, nu weet ik wel, maar wanneer gaat hij nu dood!’ Na Biagioni’s dood reisde Schreurs meer dan ooit. Als een vlucht ‘want als je onderweg bent, heb je afleiding’. Op locatie schreef ze. Filmscripts en later De kus. Ze zat toen in Zuid-Afrika, wachtend op voortgang van haar filmproject en had alleen haar e-mail, aantekeningen en agenda bij zich. Plus een opschrijfboekje dat ze altijd bij zich draagt in haar toilettas. Ze laat het zien. Er staan kleine plattegrondjes in. Van alle plekken waar ze slaapt als ze niet thuis is, maakt ze een tekening. ‘Zo kan ik elk verblijf terughalen, en met het verblijf een geur, en met een geur een emotie. Hier het bed, daar een oude kast. En de geur van eeuwige mottenballen.’ Ze heeft wel zitten sniffen toen ze terugzocht in haar verleden, ‘maar het schrijven was om het schrijven, niet om de therapie. Ik heb zitten zoeken hoe ik het mooi kon maken, naar een vorm. En vanaf het moment dat ik wist dat het een boek moest worden, wist ik zeker dat het goed moest aflopen.’ Threes Anna krijgt een vriend. Threes Schreurs zocht het in haar werk, dat heeft voor haar een keerpunt betekend. ‘Iedereen die zo diep rouwt, heeft zo’n keerpunt. Dat er een gevoel terug komt, dat er ook was voor die gebeurtenis. Het kan liefde zijn. Bij mij was dat werk.’ Ze heeft inmiddels wel een vriend, maar woont niet samen. Het blijft iets heel bijzonders, de dood. ‘Je krijgt rust, het besef dat dingen eindig zijn had ik niet, niet op die manier.’ Eigenlijk is dat een mooi cadeau, dat je begrijpt dat de dingen een begin en een einde hebben. ‘Je begrijpt het iets beter, je kunt de wereld anders zien, groter en kleiner tegelijk. Het is ook spannender op een prettige manier, je leeft bewuster. De dood van Marco heb ik altijd als een cadeau gezien.’
30 July 2003