ANNA IN DE ANDES 10

Er zijn alleen rotsen als damesbillen, zacht zand en cactussen die me omringen. Het is een sprookjesachtig landschap. Als de zon daalt, tekenen de bergen zich af als dominante wachters terwijl de vogels proberen eten te jatten door gewoon de auto in te vliegen. Op zulke momenten voel ik me heel erg gelukkig.
Als ik wakker word, zijn de wolken diep over de bergen gezakt en is het grijs. Ik wil vertrekken en ontdek dat ik een lekke band heb. Het geluksgevoel is in een seconde verdwenen. Op het woestijnzand kan ik de krik niet plaatsen en ik rij voorzichtig tot op de gravelweg. Ik trek mijn gereedschap tevoorschijn en ga aan het werk. Maar een van de wielmoeren wil niet los. Ik trap, ik ruk, ik duw. Tot er aan de horizon een stofpluim verschijnt. Er passeren maar heel weinig auto’s dus ik spring op en ga met mijn armen wijd midden op de weg staan. Een auto, zonder motorkap en met een ster ter grootte van de voorruit, stopt. De dikke en de dunne stappen uit. Ik hoef niet veel te zeggen, ze snappen het. De dunne begint met de moer, Jerommeke neemt de krik over en draait hem hoger, heel even, want dan klinkt er een geluid dat ik niet wil horen en blijkt het draai-mechanisme van de krik gebroken. Geen probleem, ook zij hebben immers een krik bij zich. Die past er alleen scheef onder, maar het houdt. Ondertussen heb ik de reserveband losgedraaid en zetten we die erop. Tot we hem willen vastdraaien en de moeren niet passen in de velg. Het enige wat erop zit is te gaan liften en 200 km verderop nieuwe moeren te kopen. Nee, zeggen de mannen, dat moet je niet doen, en zetten de lekke band er weer op, ondertussen weten ze dat ik een compressor aan boord heb: pomp de band op en rijd erheen, is de boodschap. Ik twijfel maar dan glimt Jerommeke en wijst: ‘Ik rijd ook al weken met een lekke band!’
Na 200 km woestijnzand, cactussen en de Andes steeds naast me ben ik in het stadje, een nieuwe krik vind ik snel, maar voor passende moeren moet ik nog 100 km door. Het is zaterdagmiddag, over twee uur gaan de winkels dicht tot maandagochtend – ik geef gas.
Met de nieuwe moeren in mijn zak stap ik de winkel uit, achter mij valt het rolluik dicht. Opeens lijkt de straat stil. Maar aan het einde vind ik iemand die nog werkt. Pedro haalt vrolijk mijn band eraf, houdt hem in een bad met water. Samen zien we kleine luchtbelletjes omhoog borrelen. ‘Jij bent zeker door een veld met cactussen gereden,’ lacht hij.

Ga naar de vorige of volgende column.